Hommage aan een tuinvrouw


Saar, die kocht een heggenschaar,

Zag geen gevaar, dus knippen maar,

En baande zich kordaat een weg,

Door alle lagen van de heg.

Zo werd het groen gedecimeerd,

Saar bleef gelukkig ongedeerd,

Was het meer wijsheid dan geluk?

Die vraag, daar bijt men zich op stuk.

Uitgevloerd maar zeer voldaan,

Keek Saar de resultante aan,

Haar gestel dat lag in puin,

Wie leidde zij nou om de tuin?

Aviél van Pieterson

DE RATELSLANG

De ratelende ratelslang

Gleed door het zand en was niet bang

Hij voelde zich uitstekend thuis

En zag opeens een bruine muis

Of leek dat beest nou op een rat?

Ach had ie maar een bril gehad

Om het verschil te onderscheiden

Behoedzaam bleef ie verder glijden.

De ratelende ratelslang

Kwam dichterbij en ik werd bang

Tenslotte was het zijn domein

Die uitgestrekte zandwoestijn

Het voelde niet helemaal pluis

De slang die speelde kat en muis

Dat zit nu eenmaal in de genen

Halsoverkop nam ik de benen.

De ratelende ratelslang

Gleed door het zand en was niet bang

Hij was heel zwaar teleurgesteld

Zijn prooi bleek toch geen echte held

Maar zowaar een held op sokken

De slang zat stilletjes te mokken

En vond het helemaal niet fijn

Daar in die hete zandwoestijn

De ratelende ratelslang

Gleed door het zand en werd heel bang

Daar was een grote schorpioen

De ratelslang raakte uit zijn doen

Kronkelde zwaar overstuur

Vreesde voor zijn laatste uur

Verdween schier spoorloos in het zand

En er was niets meer aan de hand

Astrid van Pieterson

HET LEVEN

De weken denderen als een trein

Het jaar door, in regelmatige kadans

Opvolgend in een rechte lijn

Naar het station van eindbalans

Overschrokken blaast het leven heftig op zijn schrille fluit

Gaan we stoppen met de noodrem , of juist in volle vaart vooruit?

Niemand kan dat zeker weten

Want de machinist van het lot

Heeft het spoorboek weggesmeten

En houdt de deuren goed op slot

Dus reizen we maar vrolijk mee

Bestemming is nog ongewis

Naar het bos of naar de zee

Naar vreugde of naar droefenis?

Ooit zullen we de ontknoping weten

Beteugelen nu ons ongeduld

Parmantig eerste klas gezeten

Tot de toekomst wordt onthuld

ASTRID van Pieterson

TOVERBAL

Een toverbal heeft dynamiek

Verandert telkens van kleur

Snoep je teveel dan wordt je ziek

En staat de dokter voor de deur

Een toverbal is mierezoet

Niet handig voor je tanden

Maar haal hem ook niet uit je snoet

Dan krijg je vieze handen

De toverbal doorstond de tijd

En vele generaties

Hebben vaak vriendjes zeer verblijd

Tijdens hun traktaties

ASTRID van Pieterson

WIND

Woeste, wervelende wind

Waait stormachtig

Over de Lage Landen

Het weer mijn kind

Is niet in onze handen

Woeste, wervelende wind

Waait roekeloos

Beschadigt vele daken

Pas op mijn kind

Dat pannen jou niet raken

Woeste, wervelende wind

Waait verwoestend

Ontwortelt grote bomen

Geduld mijn kind

De brandweer zal zo komen

Woeste, wervelende wind

Waait niet zo hard

Aanstonds is de storm voorbij

Goddank mijn kind

We zijn opgelucht en blij!!!

ASTRID van Pieterson

LINTJE

Geen lintje mijn kindje

Want niemand vind je

Voldoende interessant

Geen lintje mijn kindje

Jij gaat nooit op reis

Naar Londen,Florence of Parijs

Geen lintje mijn kindje

Jij zegt alles te cru

Geen plaats bij de barbecue

Geen lintje mijn kindje

Bezoekt spaarzaam een kerk

Toch ben je heel sterk

Geen lintje mijn kindje

Veel werk in stilte

Voor jou slechts de kilte

Geen lintje mijn kindje

Want iedereen vind je

Gevaarlijk bijdehand

Geen lintje mijn kindje

Niet op het lijstje van Trix

Een stuiver wordt zelden een riks!

ASTRID van Pieterson

Dit gedicht is zoals je ziet nog geschreven tijdens de regeerperiode van Beatrix.

Het is een protest tegen het feit dat vaak hotemetoten met een groot sociaal netwerk een lintje krijgen en de bescheiden armgemaakte mensen die veel goede werken doen in het “verborgene” worden overgeslagen, omdat niemand oog voor hen heeft.

RUSTY

Rusty mijn hondje mijn hart

Lief beessie

Zo zwart en apart

Onze band is heel innig

Je eigenwijsheid onzinnig

Verbondenheid vanaf de s

tart

Rusty mijn hondje mijn kind

Stout beessie

Allerbeste vrind

Je wilt zelden luisteren

Ik kan schreeuwen of fluisteren

Ondanks alles ben je bemind

Rusty mijn hondje mijn kroel

Stoer beessie 

Regeert heel de boel

Ligt overdwars in mijn bed

Alleen jouw wil is wet

Ik eindig pardoes in een stoel

Rusty mijn hondje mijn beest

Met jou is

Het leven een feest

Zijn er slechtere tijden

Verlicht jouw liefde mijn lijden

Ik hoop dat eenieder dit leest

ASTRID van Pieterson

Toen ik dit hondje ophaalde samen met Riet Duykers op 19 december 2013 was hij al anderhalf jaar oud. Niemand wilde het beestje hebben . Het hoopje ellende wat ik toen aantrof is inmiddels getransformeerd tot een hele stoere eigenwijze zelfverzekerde hond. Ik heb hem Rusty genoemd vanwege een paar roestbruine haren op zijn rug. Zie bovenstaande foto.